vrijdag 5 augustus 2011

Pleistertje


Er ligt een plakkertje in mijn tuin. Mijn dochter dacht dat het wondje van het zwembad toch een keer over moest zijn en ze trok het plakkertje van het gaatje af. Een pleister in haar stellige overtuiging. Er kwam natuurlijk weer water uit het gaatje druppelen en ze was ontdaan. Omdat wij ineens hard in koor riepen: Wat doe je nou? Maar ook omdat ze ineens een illusie armer was. Niet alles gaat over als je een pleistertje plakt. Ze is vier jaar oud en ik had haar zo graag het geloof gegund dat alles uiteindelijk goed komt. Dat haar wereld net zo klein blijft als haar stuiterbal kan stuiteren, maar zo werkt het niet en dat weet ik ook wel.
Zo merkte ze een paar weken geleden toen we het graf bezochten van haar oma dat er op de begraafplaats ook kindertjes liggen. 'Hè, gaan er dan ook kindertjes dood?' vroeg ze vol ongeloof. Ja, zeiden wij, dat is onvoorstelbaar, maar waar. 'Wat zielig voor die ouders', zei ze toen. Ja, zeiden wij, dat is ook zo.
Vorige week verloren vrienden van ons hun baby'tje. En dat is inderdaad onbeschrijflijk en onvoorstelbaar erg, geen woord gelogen. Eerst praat je erover en vervolgens is het zo en bijna wou ik dat ik het gesprek nooit had gevoerd. Pleisters plakken heeft geen zin. De werkelijkheid doorkruist nou eenmaal onze wens de wereld klein en zacht te laten zijn. We leggen uit dat we naar een begrafenis moeten en zij haakt er snel op in: 'ja want soms gaan er ook kindjes dood.' Ja zeggen wij, dat is zo.
Het lekke zwembad is weer opgevouwen en in de doos gepropt. Het was er de zomer niet voor.

vrijdag 17 juni 2011

Schouderklopje

Het is niet netjes om te bedelen om een compliment. Alle motivatie moet altijd uit je eigen tenen komen, je doet het niet voor de ander maar voor jezelf, autonoom, op eigen kracht. Oprah en Dr. Phil zeggen zelfs dat je eerst echt van jezelf moet houden voordat je van een ander kan houden. Ik weet het allemaal niet. Johan en Wim doen het heel anders.

Zo kan het dus ook. Je zet jezelf duidelijk in het zonnetje. Overduidelijk, er hingen wel vijftien velletjes op het pleintje. Zelf snak ik regelmatig naar complimenten en net als Johan en Wim graag over het ondankbare werk. Ja, ik heb het hier over huishoudelijke taken omdat het repetitieve en stompzinnige klussen zijn die meestal binnen een minuut weer ongedaan gemaakt zijn. Zie dan maar eens gemotiveerd te blijven.
Een complimentje op zijn tijd is dus heel welkom maar mijn huisgenoten zijn daar niet van. Het liefst roep ik tegen ze: het is hier geen hotel! Maar dat kan ik niet zeggen omdat mijn moeder dat vroeger altijd tegen mij zei en je de geschiedenis echt niet zo hersenloos kan herhalen.
Ik ga mijn hele huis volhangen met briefjes: 'beste kinderen, wat heeft Floor de was weer prachtig opgevouwen, houden jullie je kast een beetje netjes? Floor heeft er echt veel werk aan gehad. Groetjes Floor.' 'beste echtgenoot, maak je voorlopig geen vlekken op je pak? Floor heeft het net opgehaald bij de stomerij en dat was een heel gedoe want het waaide en er hing al een tas met boodschappen aan haar stuur. Groetjes Floor.'
En dat dan vijftien keer.

maandag 18 april 2011

Sessie

Ik zak door mijn hurken, buig door mijn knieën en zit op mijn kont. Ik zou eigenlijk moeten doorwerken, het grote overzicht moeten bewaren, me aan de planning moeten houden, maar ik verlies me in de vierkante centimeter.
Ik ben de graszoden aan het omspitten in mijn achtertuin, het gras gaat eruit en het grind komt erin: dat is het grote plan. Doorwerken moet ik dus, want het grind komt eraan en het gras moet eruit. Terwijl ik met mijn vingers de wortels loswoel en uit de aarde peuter, worteltje voor worteltje, weet ik dat ik de zoden ook kan omkeren om de wortels zo te laten sterven. Hoppa, grote slagen, snel thuis, maar het lukt me niet.
Het is heerlijk om de planning uit het oog te verliezen, het is heilzaam om me te concentreren op de allerkleinste draad van het verhaal.
Want waarom heeft gras dat niet wil groeien zoveel wortels in de aarde? Alsof het te verlegen is om zijn hoofd boven de grond te steken. Timide grasveld dat naar binnen groeit.

Ik vraag me ook af of ik wel aardig voor de wormen ben. Als ik ze tussen de aarde vind, gooi ik ze in de border en daar komen ze dan met een plofje terecht. Soms gooi ik een beetje mis en dan komen ze via de schutting - ploink - in de border. Je zou denken dat zo'n tocht door de lucht en die landing niet erg zijn, maar wat weet ik van de fysiologie van de worm? Misschien kan een beest dat prima in tweeën gehakt kan worden, daar nu juist niet tegen. Zeg het maar.
Ik graaf tussen het gras en kom een laag eerder grind tegen, naar beneden getrapt in de natte Watergraafsmeer. Opwinding! Iemand heeft dit al eens eerder gedaan, maar dan andersom: aarde op het grind en gras erin.
Ik vind glasscherven (picknick of ruzie?), een verloren stuiterbal en prachtige gele knikkers. Aan het einde van dag ben ik hyper helder en helemaal leeggedacht, klaar om weer rechtop te staan en de wereld aan te kijken. Klaar voor het grotere geheel.
Zelf ben ik nooit op een heidesessie geweest, maar ik kan iedereen aanraden een schep in zijn tas te doen.

donderdag 31 maart 2011

De beer is terug

Hij is precies acht maanden weggeweest als hij plotseling weer op de stoep staat. Hij wil naar binnen, of ik even aan de kant kan. Ja hoor. Het is volstrekt niet duidelijk waar hij al die tijd heeft uitgehangen, al was het in ieder geval niet in een afslankkliniek. Dat kan ik zo zien. Wat een beest.
De verbazing is compleet als ik samen met mijn jongste dochter kijk hoe hij naar de keuken rent en het bakje met voer leegvreet. Het eten is van zijn stiefbroer, de reden voor het vertrek in de eerste plaats. Hij blaast nog even naar de stiefbroer in kwestie en gaat dan lekker op zijn oude plekje liggen. Zo.
Mijn dochter stelt voor dat we snel een uitgebreid briefje om zijn nek doen, niet een penning met alleen zijn naam, maar het hele verhaal. Dat hij een trouweloos loeder is dat alles opeet wat los en vast zit en dat mensen hem snel naar zijn huis moeten terugsturen. Juist.
Hier nog even de foto die ik overal verspreid heb. Lantarenpalen, supermarkt en kroeg.

De waarheid? Ik vergeef hem alles. Er zit een krul als van een aap hoog in zijn staart en hij praat als hij loopt. Zijn hangbuik veegt dan net niet over de vloer. Wat een beest. Ik ben dolgelukkig met zijn terugkeer.

vrijdag 18 maart 2011

Fluitekruid


Straks bloeit het fluitekruid weer en ik heb nu al zin om ze weer te zien. Mijn oudtante vroeg me ooit wat mijn lievelingswoord was. Dat had ik niet. Het hare was fluitekruid. Ze zei het glunderend, alsof ze mij haar diepste geheim vertelde.

Ik kijk naar mijn bureau en mis eigenlijk een lexicon van mooie woorden. Want sinds haar vraag speur ik naar mooie woorden. Woorden die lekker smaken, zoals smulpaap en likkebaarden. Rumbonen en frambozentaart.
Of kleuren die puur klinken, zoals purper en vermiljoen. Kleuren die zo schitteren dat je je ogen tot spleetjes knijpt. Gifgroen.
Soms schiet me een serie oude scheldwoorden te binnen: schobbejak, schavuit, schurk. Dan zie ik iemand met opgeheven vuist schreeuwen naar het boeventuig.
Rustige woorden als: sluimer en deining. Hazenslaapje.
Woorden die klinken zoals ze zijn: gruwel en krokant. Lomp en langdradig.
Ik kan de woorden niet meer met mijn tante delen, ze is er al een tijd niet meer. Bovendien ben ik er nog niet uit. Ik maak mijn eigen woordenschat: stuit op een woord, proef het en voeg het vervolgens met smaak aan de schatkist toe. Of niet. Sommige woorden raken kant nog wal. Die smaken nergens naar. Slasaus.
Of woorden die niet te vertrouwen zijn. Ritssluiting. Omdat je al voelt dat het velletje van je kin ertussen komt. En als iets een habbekrats kost, betaal je nog een godsvermogen.
Wat is het toch met fluitekruid? Ik ben er zo vaak langs gefietst en dan staan ze met z’n allen naar me te zwaaien. Fluitekruid, fluitekruid. Het is steeds de opmaat voor een nieuwe schat. Fluitekruid, het geeft aan mij zijn geheim niet prijs. Een mooiere erfenis had ze me niet kunnen geven.

maandag 10 januari 2011

Nest

Mijn schoonmoeder is onverwacht overleden. Toen ik bij haar huis kwam, was ze al opgehaald door de begrafenisondernemer. Ze was zo plotseling verdwenen, terwijl ze eigenlijk altijd thuis was, dat ik het een grote schok vond om haar lege stoel te zien. Ze was slecht ter been en niet zo uithuizig, dus in die stoel zat ze altijd. Omringd door haar dingen, wat boeken, altijd een breiwerk, tijdschriften, het puzzelboek en de afstandsbediening. Met een paar kleine kussentjes als een steuntje in haar rug.
En dan aan de nabestaanden, met name haar man, de taak om het nest te ontmantelen. Met liefde, met beleid, niet te afwachtend en niet te rigoreus, maar de afdruk in de kussentjes kan je niet bewaren. Wil je niet bewaren.
En nu is het ontdaan van haar dingen weer gewoon een stoel.

Voor de buitenstaander dan. Voor mij was mijn schoonmoeder in haar stoel altijd het epicentrum van het huis. En de stoel kan niet verhullen dat ze schittert door afwezigheid.
Mijn schoonvader was gewoon om na het rondje met de hond te vertellen wat hij had gezien op straat. Wie hij had gesproken en wat er was gebeurd. Nu mist hij haar luisterend oor als hij thuiskomt. Ik weet zeker dat hij nog heel lang dingen wil zeggen in de richting van de stoel. Zeker na bijna vijftig jaar huwelijk. Dat ontmantel je niet meer.