donderdag 31 maart 2011

De beer is terug

Hij is precies acht maanden weggeweest als hij plotseling weer op de stoep staat. Hij wil naar binnen, of ik even aan de kant kan. Ja hoor. Het is volstrekt niet duidelijk waar hij al die tijd heeft uitgehangen, al was het in ieder geval niet in een afslankkliniek. Dat kan ik zo zien. Wat een beest.
De verbazing is compleet als ik samen met mijn jongste dochter kijk hoe hij naar de keuken rent en het bakje met voer leegvreet. Het eten is van zijn stiefbroer, de reden voor het vertrek in de eerste plaats. Hij blaast nog even naar de stiefbroer in kwestie en gaat dan lekker op zijn oude plekje liggen. Zo.
Mijn dochter stelt voor dat we snel een uitgebreid briefje om zijn nek doen, niet een penning met alleen zijn naam, maar het hele verhaal. Dat hij een trouweloos loeder is dat alles opeet wat los en vast zit en dat mensen hem snel naar zijn huis moeten terugsturen. Juist.
Hier nog even de foto die ik overal verspreid heb. Lantarenpalen, supermarkt en kroeg.

De waarheid? Ik vergeef hem alles. Er zit een krul als van een aap hoog in zijn staart en hij praat als hij loopt. Zijn hangbuik veegt dan net niet over de vloer. Wat een beest. Ik ben dolgelukkig met zijn terugkeer.

vrijdag 18 maart 2011

Fluitekruid


Straks bloeit het fluitekruid weer en ik heb nu al zin om ze weer te zien. Mijn oudtante vroeg me ooit wat mijn lievelingswoord was. Dat had ik niet. Het hare was fluitekruid. Ze zei het glunderend, alsof ze mij haar diepste geheim vertelde.

Ik kijk naar mijn bureau en mis eigenlijk een lexicon van mooie woorden. Want sinds haar vraag speur ik naar mooie woorden. Woorden die lekker smaken, zoals smulpaap en likkebaarden. Rumbonen en frambozentaart.
Of kleuren die puur klinken, zoals purper en vermiljoen. Kleuren die zo schitteren dat je je ogen tot spleetjes knijpt. Gifgroen.
Soms schiet me een serie oude scheldwoorden te binnen: schobbejak, schavuit, schurk. Dan zie ik iemand met opgeheven vuist schreeuwen naar het boeventuig.
Rustige woorden als: sluimer en deining. Hazenslaapje.
Woorden die klinken zoals ze zijn: gruwel en krokant. Lomp en langdradig.
Ik kan de woorden niet meer met mijn tante delen, ze is er al een tijd niet meer. Bovendien ben ik er nog niet uit. Ik maak mijn eigen woordenschat: stuit op een woord, proef het en voeg het vervolgens met smaak aan de schatkist toe. Of niet. Sommige woorden raken kant nog wal. Die smaken nergens naar. Slasaus.
Of woorden die niet te vertrouwen zijn. Ritssluiting. Omdat je al voelt dat het velletje van je kin ertussen komt. En als iets een habbekrats kost, betaal je nog een godsvermogen.
Wat is het toch met fluitekruid? Ik ben er zo vaak langs gefietst en dan staan ze met z’n allen naar me te zwaaien. Fluitekruid, fluitekruid. Het is steeds de opmaat voor een nieuwe schat. Fluitekruid, het geeft aan mij zijn geheim niet prijs. Een mooiere erfenis had ze me niet kunnen geven.