donderdag 26 april 2012

Dikke poes

Op mijn ijskast zit een foto van een dikke poes. Die heb ik daar opgehangen omdat hij mij herinnert aan een vakantie met mijn moeder en mijn zus.


Mijn zus en ik waren al jaren het huis uit toen we nog een keertje met mama op vakantie gingen. Een weekje weg in eigen land, met de auto. En iets aan die setting zorgde ervoor dat wij weer kind werden, kinderlijk vervelend werden. Strijdend om niets. Om alles.
De inzet van die week was de auto. Het ging erom wie er naast mama voorin mocht zitten en vooral om wie er achterin moest zitten. De strijd was simpel. Als je ’s ochtends in alle vroegte als eerste bij het juiste portier stond, had je gewonnen. De ander met fysiek geweld verwijderen was geen optie.
Toen mijn zus een keer verloren had probeerde ze nog om mama achterin te proppen zodat ze zelf achter het stuur kon kruipen. Maar dat was natuurlijk de wereld op zijn kop - dat wist ze zelf ook wel, kinderen rijden helemaal geen auto.
‘Jongens, jongens,’ zei mama elke ochtend als ze naar ons keek. Maar daar sloeg ze de plank volledig mis, want wij waren haar dochters en wij hadden strijd.
Op een ochtend had ik verloren. Mijn zus stond triomfantelijk te grijnzen bij de deur en die grijns was me te veel. Nare grijns. Ik hoefde geen seconde na te denken, de valstrik schoot me zo te binnen.
‘Poes, poes, poes,’ riep ik in de richting van de tuin. ‘O, is daar een poes? vroeg ze verlangend. ‘Ja,’ zei ik, ‘een hele dikke,’ en wist ook niet waarom die poes zo dik moest zijn. Nieuwsgierig wandelde ze weg in de richting van de tuin. Vijand gepakt op zwakke plek. Ik nam een snoekduik en was bij het portier. Buutvrij. Ze was verbijsterd over zoveel listigheid.
Toen ik de foto tegenkwam dacht ik nog, ja zo ziet een hele dikke poes eruit. Een goede vette vangst. Ik vraag me af of mijn zus zich het voorval nog herinnert.

zaterdag 14 april 2012

Netwerken

Ik fietste in mijn eentje naar een verjaardag van een bedrijf, ze waren acht geworden en gaven een feestje op IJburg. Dat soort feestjes zijn natuurlijk leuk omdat je dan in gesprek raakt met anderen. Je hoort nog eens wat, doet nieuwe ideeën op – het is een leuk bedrijf –, leert nieuwe mensen kennen en je vertelt ondertussen heel luchtig over jezelf. Om aan het einde van zo’n gesprek heel naturel kaartjes uit te wisselen.
Dat gaat me allemaal meestal goed af, dan ga ik lichtvoetig door de menigte en stel ik de juiste vragen. Maar vandaag had ik last van mezelf. Hoorde ik mezelf de hele dag praten en vond alles stom en obligaat wat eruit kwam. Alsof ik erboven hing en in een constante commentaarstroom reageerde op wat ik zelf zei. En dat dan de hele dag door, ik had het nogal druk in mijn hoofd.
En ik had tegenwind.
Voor mij fietste een jongeman en ik besloot gelijk zijn achterwiel in te duiken. Ik weet hoe lang die dijk naar IJburg is. En terwijl de rit zo heel gemakkelijk werd voor mij, vroeg ik me af of ik dat wel kon maken. Mag je zo schaamteloos profiteren van iemand die je helemaal niet kent? Ik zat echt op centimeters afstand. Zijn daar regels voor? Is het sociaal geaccepteerd?
Kijk dit is hem.


Ik begon het moment te vrezen dat hij zich omdraaide en naar mij zou roepen dat het mijn beurt was om voorop te gaan. Hij voelde wel dat ik er was, maar hij durfde helemaal niet om te kijken, hij keek een beetje half.
Hij had een slag in zijn achterwiel. Zijn zolen waren versleten. Al met al leek het me niet iemand die het allemaal enorm mee had zitten. Maar ik ging mij niet naar voren werpen, ik bleef er lekker anoniem achterhangen en spaarde mijn adem voor het netwerken dat mij nog te wachten stond. Dit was netwerken 1.0. En ik heb het de rest van de avond volgehouden.
Het feestje was natuurlijk heel leuk. Ik heb veel aan mensen gevraagd en hen zelf laten vertellen. Dat mijn vragen nogal houterig klonken (en stom, en obligaat) probeerde ik maar niet te horen. Uiteindelijk vertellen mensen best graag over zichzelf en bleef ik keurig bij mezelf uit de buurt. En de wijn was lekker en het eten goed. En terug had ik windmee.