woensdag 17 februari 2016

Achterstevoren


Het is alsof ik de afgelopen paar weken langs lachspiegels loop en door spookhuizen dwaal. The fun home, alleen ik lach er niet bij. Iets dolt mij, draait me een kwartslag zodat ik met mijn fietssleutel mijn voordeur probeer te openen. Er klopt steeds iets niet.
Ik raak een pak linzen kwijt dat ik onderweg van de voorraadkast naar de keuken op de wc heb geparkeerd omdat ik moest plassen. Anderhalf uur gezocht.
Ik kom terug van werk en weet met geen mogelijkheid meer waar ik mijn fiets heb geparkeerd op het station. Duurt twintig minuten voordat ik doorheb dat ik een lift van mijn man heb gekregen die ochtend en mijn fiets gewoon thuis staat. Alle rekken langs.
Ik vertel een verhaal aan een moeder op school en merk dat ze alle clues al kent omdat ik het verhaal de dag daarvoor al had verteld. Over het algemeen beschouw ik het dubbel vertellen van verhalen als een teken van retardie.
Op alle praktische vragen van de kinderen roep ik dat ze het maar aan hun vader moeten vragen. ‘Nou,’ zegt onze middelste puber, ‘vroeger wist je dingen.’ Pijnlijk rake observatie van het kreng.
Ik laat de aardappelen verfikken onder de grill en ik stuur mails zonder bijlage, soms twee keer achterelkaar. Als ik op een goede dag mijn sleutelbos kwijt ben terwijl ik er toch echt de avond daarvoor mee ben thuisgekomen, word ik langzaam gek. Alles overhoop gehaald maar kan de sleutels niet vinden. ‘Vroeger vond je dingen,’ echoot het in mijn hoofd. Ik krijg een huilbui en verstop me onder de dekens, compleet ontoerekeningsvatbaar voor praktisch functioneren.
Uiteindelijk blijkt onze oudste puber mijn sleutels in zijn zak te hebben gestoken samen met zijn eigen bos. Er volgt een schoorvoetend sorry van zijn kant en ik probeer de stukken van mijn uiteengevallen zelfvertrouwen aan elkaar te lijmen.
Het gaat, misschien valt het mee, waarschijnlijk wat snot in mijn hoofd. Ik doe gewoon wat rustiger aan en dan komt het met de scherpte vanzelf weer goed.
Humpty Dumpty gaat naar de sportschool, want bewegen is goed voor de ziel. Ik zie dat alle crosstrainers bezet zijn en plof neer op een ander apparaat. Ik ken dat apparaat wel, het is voor je armspieren. Het bankje zit raar, mijn billen proberen een signaal naar mijn hersens te sturen. Maar mijn hersens ontvangen voorlopig niets, ook geen bericht van mijn ogen dat er voor ons niets is om beet te pakken. Het duurt lang, akelig lang, voordat het besef doorsijpelt dat ik achterstevoren op het apparaat ben gaan zitten. Dat komt pas als ik mijn armen optil en halverwege in het niets blijf steken. Iedereen ziet me.
Klein dieptepuntje in een aarzelend herstel zullen we maar zeggen.

donderdag 7 januari 2016

Samenhang

Geen van mijn reisgenoten begreep iets van mijn opwinding. We liepen op Vlieland over de dijk, langs de Waddenzee toen ik opeens dit paaltje zag staan. Ik was het bestaan van de paaltjes vergeten.
Toen ik het paaltje zag was ik direct terug in 1981 en wist ik weer hoe ze me bezig hadden gehouden. Ik fietste door onze straat, de Groenestraat, onderdeel van een blok met keurige bungalows aan de rand van het bos. Ik fietste daar wel vaker, doelloos zou ik nu zeggen, maar dat woord bestond voor mij toen niet. Ik zwabberde door de buurt en keek naar de huizen die als aangespoelde oesters op hun prachtige gazonnetje lagen. Alleen gescheiden van de straat door een laag bruin hekje. Geen stoep.
Ons huis overigens niet, dat had mijn moeder met haar wilde tuin verstopt achter een wal van bereklauw en bruidsluier. Ik vond de aangeharkte bungalows prachtig, hun gras was daadwerkelijk groener en ik reed er graag langs.
Op een van die dagen viel mijn oog op een paaltje met een blauw en rood bordje. Even verderop stond er nog zo’n paaltje. Met cijfers en letters. Hadden die daar altijd al gestaan? Hoezo zag ik ze nu pas? Ik was er direct van overtuigd dat er een orde moest zijn in de informatie op de paaltjes. Een logica die ik alleen maar even hoefde te duiden.
Ik sjeesde naar huis en stormde mijn vaders studeerkamer in. Een onbesuisde actie, maar ik moest een opschrijfboekje hebben. Een pen! Papier! Ik kon die codes toch niet uit mijn hoofd onthouden?
Ik fietste van huis naar huis en schreef hongerig alle geheime signalen over in mijn schriftje. Toen alles eenmaal onder elkaar stond, werd ik er geen wijs uit. Wat zag ik over het hoofd? Was het een complot? Er moest toch een samenhang zijn? Een betekenis? Een logica in de wereld? Toch?
Ik denk dat mijn vader me later verteld heeft dat de paaltjes waarschijnlijk van een of ander nutsbedrijf waren. Ik kan me zijn uitleg niet herinneren. Het was in ieder geval niet de samenhang die ik zocht. En een verklaring evenmin.